De meeste hobbykoeien lopen het grootste deel van het jaar buiten, sommige zelfs het hele jaar. Koeien hebben naast een verzorgd weiland ook een stal nodig. De meeste kleinschalige rundveehouders kiezen niet voor de bekende ligboxenstal of voor de ouderwetse grupstal, maar voor een schuilstal in het weiland, voor een potstal of een hellingstal.
Globaal geldt dat drie koeien een hectare weiland nodig hebben. De meeste hobbykoeien lopen in de zomer en vaak ook in de winter buiten. Het grasland heeft daarom speciale aandacht nodig. Geregeld omweiden is goed om worminfecties tegen te gaan. Het geeft bovendien het weiland de kans te herstellen. Besmetting met leverbot kan worden voorkomen door het grasland droog te houden en te zorgen voor een goede afwatering.
In de wei hebben koeien beschutting nodig, vooral tegen de zon. Voor hobbymatig gehouden runderen is afwisseling tussen 'gewoon' grasland en kruidenrijk grasland aan te bevelen. Gras van gebieden voor natuurbeheer (zoals het natuurgebied hiernaast waar Galloway's in lopen) aankopen of beheersland pachten is een aantrekkelijk alternatief voor dure landbouwgrond. Houd er bij het aanleggen van en het weiden in kruidenrijk grasland wel rekening mee dat runderen gevoelig zijn voor diverse kruiden en giftige planten.
De potstal is een oud staltype, dat nog wel eens voorkomt bij biologische melkveehouders vanwege de waardevolle mest die met dit systeem ontstaat. De koeien staan op stro en laten daarin hun mest vallen. Op de laag van stro en mest wordt regelmatig nieuw stro geworpen. In de periode dat de koeien op stal staan is dat dagelijks 8 tot 10 kilo stro per koe. Zo blijven de koeien schoon en hebben ze steeds een warm en comfortabel ligbed. De bodem van stro en mest wordt in de loop van het stalseizoen steeds hoger. De pot kan tot wel 1,5 meter diep zijn. Eén of twee keer per jaar wordt de potstal uitgemest en wordt de mest over het land uitgereden.
Een grupstal lijkt erg op een potstal. Het grootste verschil is dat runderen in een potstal veel bewegingsvrijheid hebben en in een grupstal nauwelijks. In een grupstal staan de koeien vastgebonden naast elkaar, kop aan kop en kont aan kont. Achter hen door loopt een zogeheten ‘grup’, een mestgoot waar de mest en urine van de koeien in wordt opgevangen. Vanuit de grup wordt de mest afgevoerd, of de mest en urine komen via de grup direct in een mestkelder onder de vloer terecht. Koeien houden in een grupstal is zeer ouderwets en komt bijna niet meer voor. Het aanbinden van biologisch gehouden koeien is sinds 1 januari 2016 ook niet meer in kleine stallen toegestaan.
Volwassen en niet drachtige runderen die kleinschalig en voor de hobby worden gehouden en die geen grote hoeveelheden melk hoeven te produceren, hebben in de zomer voldoende aan gras en hooi. In de winter heeft het gras onvoldoende voedingswaarde en hebben ze vooral veel hooi nodig. Afhankelijk van het ras en het doel waarvoor de runderen worden gehouden, kan krachtvoer nodig zijn. Een liksteen voorziet in de behoefte aan zout en mineralen.
Gedurende een groot deel van hun bestaan kunnen de meeste hobbymatig gehouden herkauwers volstaan met een rantsoen dat vrijwel volledig bestaat uit kwalitatief goed ruwvoer, zoals gras of hooi. Goed ruwvoer is niet te oud, ruikt lekker en heeft een beetje ‘prik’ als gevolg van lange vezelige delen. Hobbydierhouders die een wintervoorraad aan willen leggen van het eigen gras, hebben drie mogelijkheden: hooi, grasbalen of kuilgras. Hooi is de meest bekende vorm: eenvoudig op te slaan en het bederft niet snel. In plastic gewikkelde grasbalen zijn geschikt voor hobbydierhouders met minder dan twintig runderen of paarden. Kuilgras is interessant vanaf twintig dieren. Voor alle drie geldt: bij het oogsten is bestendig warm en droog zomerweer een vereiste. Is het voer bestemd voor hobbydieren, dan kan de oogst beginnen als de aren van het gras volop zichtbaar zijn. Er zit dan voldoende structuur in het gras.
Likstenen zijn het antwoord op het risico van een zouttekort bij graasdieren. Overeten aan zout komt nauwelijks voor en is alleen een risico als het dier al langdurig heeft geleden aan een zouttekort. Dit zou dan echter al veel eerder moeten zijn opgemerkt. Ook jonge, onervaren dieren kunnen wel eens meer opnemen dan nodig is, maar bij een voldoende drinkwatervoorziening geeft dat geen problemen. Ruime drinkwateropname compenseert een eventuele overmatige zoutopname.
Het “zoutzoek”-mechanisme is overigens niet bij alle diersoorten aanwezig.
Veel zoutblokken die in de handel zijn, bevatten extra mineralen.
Bij onvoldoende aanbod van gras en hooi, is bijvoeren van koeien noodzakelijk. Rundvee A-brok is daarvoor geschikt. De koeien mogen niet vervetten. Daarom moet slechts zeer beperkt krachtvoer worden verstrekt (tot 1 kg per koe per dag).
Bij dieren die langere tijd geen krachtvoer krijgen, kan een tekort aan mineralen (selenium en koper) ontstaan. Mais wordt vaak gezien als een vorm van ruwvoer, maar in feite is het krachtvoer. Door het voeren van een grotere hoeveelheid verse mais kunnen verteringsproblemen ontstaan die zich uiten in onder meer te dunne mest en afname van de melkproductie.
Een kleine eeuw geleden kwam de productie van meervoudig samengestelde rundveevoeders op gang. Voor die tijd voerden boeren hun koeien bij met veekoeken. Deze koeken werden verstrekt als krachtvoer; in de zomer als aanvulling op het gras en in de winter als aanvulling op het hooi. Ook nu nog voeren sommige (kleinschalige) rundveehouders hun dieren bij met veekoek in plaats van rundveebrok. Veekoek, ook wel lijnkoek, raapkoek of oliekoek genoemd, is een restproduct uit de olie-industrie. Na het persen van lijnzaad, koolzaad of raapzaad blijft er een dikke massa over, die wordt verwerkt tot brokkelige koeken. Veekoeken zijn vezelrijk en voedzaam.
Een koe die zich niet lekker voelt, wordt sloom, zondert zich af en eet weinig. Ze zet haar haren overeind, waardoor de vacht doffer oogt dan normaal. Als de koe pijn heeft, kromt ze haar rug. De eerste signalen van ziekte zijn echter veel kleiner. Kijk naar de ogen en oren. De huid rond de ogen gaat hangen, de koe krijgt holle ogen en een afwezige blik. Bij de oren zorgt de spierverslapping voor verzakking: naar achteren of beneden afhangende, slappe oren.
IBR: Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (ook wel koeiengriep genoemd) is een ziekte die wordt veroorzaakt door een herpesvirus. Het virus is levenslang in de koe aanwezig en kan weer actief worden, waardoor het dier andere koeien kan besmetten. Verschijnselen van IBR zijn: snotteren en/of snurken, neusuitvloeiing in de vorm van slijmerige etter, ooguitvloeiing, koorts, verminderde eetlust, minder melkproductie, roodheid en wonden/beschadigingen van de neusslijmvliezen en de koeien kunnen in een later stadium overlijden. Het virus kan ook door de koeien gaan, zonder dat de specifieke verschijnselen worden opgemerkt. Wel kunnen dan vaak vruchtbaarheidsproblemen en een verminderde melkgift optreden. Als er afweerstoffen van het virus in melkranks worden gevonden, is in de meeste gevallen minder dan 10% van de kudde besmet met het virus. Met individueel melkonderzoek kan worden gekeken of een rund besmet is. De besmetting kan worden gevonden via bloedonderzoek. De aanpak van IBR begint met de afvoer van besmette dieren. Als een veehouder de besmette dieren niet wil afvoeren, kan hij kiezen om alle dieren te vaccineren. Dit verminderd de extra risico’s op een uitbraak.
MKZ: Mond-en-klauwzeer is een zeer besmettelijke virusziekte. Tot 1991 mocht er niet tegen MKZ ingeënt worden, wat ervoor zorgde dat er in 2001 na een uitbraak van MKZ ruim 260.000 koeien geruimd moesten worden. De symptomen van MKZ zijn: plotselinge kreupelheid, niet eten, koorts, sloomheid, veel liggen, blaren bij de kroonranden, tussenklauwspleet, neus, lippen, tong, tandvlees en bij de uier, minder melkproductie en sterfte van jonge dieren. MKZ verspreidt zich via de lucht. Huisdieren zoals honden en katten zijn niet vatbaar voor dit virus, maar ze kunnen het wel verspreiden. Een boer of een dierenarts kan het virus via zijn laarzen verspreiden als hij van een erf waar MKZ heerst, naar een andere boerderij loopt. Gebieden waar MKZ heerst, worden afgesloten van de buitenwereld. Al het vee in deze besmette gebieden worden geslacht en verbrand in een verbrandingsoven. Ook wordt een tijdelijk verbod op veevervoer ingesteld.
Melkziekte: wordt veroorzaakt door een tekort aan calcium in het bloed. Deze ziekte treedt meestal op binnen 48 uur nadat een koe bevallen is van een kalf, maar het kan ook vlak voor of tijdens het bevallen ontstaan. Het is voor een boer erg duur, omdat de koeien minder melk geven, achteraf een verminderde vruchtbaarheid hebben en er is een risico dat de koeien sterven, waardoor hij geld verliest. Het tekort aan calcium in het bloed ontstaat doordat na de geboorte de calciumbehoefte snel toeneemt voor de productie van de melk, waardoor het lichaam zich snel moet aanpassen. Als er ineens veel calcium nodig is, gebruikt de koe de calcium uit het bloed. Later vult de koe de calciumvoorraad in het bloed weer aan vanuit de botten. Hier gaat een tijdje overheen en in de tussentijd heeft het lichaam een tekort aan calcium.
Een koe met melkziekte heeft geen eetlust, is weinig actief en de oren zijn vaak koud. Door het calciumtekort kan de koe niet meer overeind komen, wat erg gevaarlijk is voor de koe. Een koe is erg zwaar en als de koe dus voor een lange tijd ligt, drukt al het lichaamsgewicht op alle organen. Zo’n 8% van de koeien met melkziekte overlijdt aan de ziekte. De behandeling van melkziekte is erop gericht om de koe snel calcium te geven met behulp van een infuus met calcium en magnesium die direct in de melkader worden toegediend. Om dit te voorkomen is een goed voedingspatroon met een niet te hoog kalium- en calciumgehalte erg belangrijk.
Deze website is met Jimdo gemaakt. Registreer je nu gratis op https://nl.jimdo.com